1 januari 2002 markeert een van de grootste valutatransities in de moderne geschiedenis. Op deze dag werden euromunten en -biljetten tegelijkertijd in omloop gebracht in 12 Europese landen, waardoor nationale valuta's zoals de Duitse mark, Franse franc en Italiaanse lire werden vervangen.
De koers van de euro ten opzichte van de dollar bevond zich op dat moment rond 0.90 USD, aanzienlijk onder de initiële waarde bij de elektronische introductie in 1999. Deze historische dag werd bekend als "€-day" en vormde de concrete voltooiing van de Europese Monetaire Unie.
Meer dan 14,5 miljard eurobiljetten en 52 miljard euromunten werden vooraf gedistribueerd, waarbij ongeveer 8.000 banken en 200.000 winkels betrokken waren. De overgangsperiode waarin beide valuta's naast elkaar werden geaccepteerd duurde in de meeste landen slechts twee maanden, waarmee dit een van de meest succesvolle valutaovergangen in de geschiedenis werd.
Na de fysieke introductie begon de euro geleidelijk in waarde te stijgen, wat het begin markeerde van een opwaartse trend die meerdere jaren zou aanhouden.